We hebben drie correctierondes doorlopen en eergisteren is het manuscript van Peters keizerin naar de drukker gegaan.
Het is prettig wanneer er andere ogen met een frisse blik je tekst ook een keer doornemen. Je bent zelf al driekwart jaar met de vertaling bezig en sommige uitdrukkingen die je hebt gebruikt, zijn zo vertrouwd geworden dat een verschrijving je niet meer opvalt. Fijn als een corrector je daarop wijst. Het eindresultaat wordt er alleen maar beter van. Al zit je de eerste keer dat het commentaar per mail wordt toegestuurd met samengeknepen billen: hoeveel op- en aanmerkingen zouden er komen? Het viel me alleszins mee.
Waar ik toch nog moeite mee bleek te hebben, waren de komma’s en dan met name het weglaten ervan – hoewel ik me dat bewust was geweest en de hele tekst hardop aan mezelf had voorgelezen. Het Litouws is dol op dit leesteken en je komt het in vrijwel elke zin wel een keertje tegen. Je vindt het bijvoorbeeld, in tegenstelling tot het Nederlands, voor zowel uitbreidende als beperkende bijzinnen (bijzinnen die met ‘die’ of ‘dat’ beginnen) en elk brokje extra informatie krijgt een komma ter ondersteuning mee. Je bent al gauw geneigd om iedere keer wanneer er in het origineel een komma voorbijkomt, er slaafs ook eentje te typen. Bovendien zit de komma van jongs af aan stevig in mijn systeem verankerd. Dat het Nederlands het gebruik ervan in de afgelopen halve eeuw in bepaalde gevallen wat heeft losgelaten, is kennelijk een beetje aan mij voorbijgegaan.
De corrector en ik zijn er samen goed uitgekomen en hoewel ik geneigd was om het hele verhaal vorige week nog een laatste keer integraal door te nemen (waar helemaal geen tijd voor was), heb ik me ingehouden en een ander, onontbeerlijk leesteken achter het geheel gezet.