In de schaduw van altaren (1933)

uit de romancyclus Altorių šešėly van Vincas Mykolaitis-Putinas

VOORWOORD VAN DE AUTEUR

Na lang aarzelen heeft de auteur van deze boeken dan toch besloten om op te tekenen wat hem al vele jaren bezighoudt. Hij wist dat hij door het uitgeven van deze boeken veel weerstand kon verwachten vanuit de stand wiens leefwereld hij hier trachtte te ontsluieren. Deze stand, die om heel begrijpelijke redenen meer dan andere standen vreest voor zijn prestige en autoriteit, reageert bijzonder gevoelig op iedere poging de intieme, alledaagse, ik zou willen zeggen puur menselijke kant van zijn bestaan te tonen. De leden zouden er nog mee kunnen instemmen om te worden afgebeeld en zouden zich er wellicht toe kunnen zetten om te poseren in een eerbiedwaardige, plechtstatige en officiële pose, maar in een alledaagse – nooit. Echter, de literatuur die streeft naar een compleet levensbeeld en die niet alleen het feestelijke gezicht van de mens of van een groep mensen wil reconstrueren maar ook de donkerste uithoeken van de geest, wenst geen privileges te erkennen, noch voor afzonderlijke individuen, noch voor groepen, noch voor standen. En evenmin zou de auteur van deze boeken in dienst van de literatuur dergelijke privileges willen erkennen.

Het standpunt van de auteur wordt nog krachtiger wanneer hij van de algemene beschouwingen overstapt op de concrete vraagstukken uit de Litouwse samenleving en literatuur. Het Litouwse priesterdom – want daarover gaat het hier – is meer dan welke andere stand ook vervlochten met het maatschappelijk leven en zijn diverse belangen en is om die reden meer dan elders alledaagser geworden. De Litouwse priester was zowel boer als lid van een coöperatie, financier, politicus, diplomaat, minister, arts, en god weet wat nog meer. Hij ageerde tijdens openbare bijeenkomsten en neemt ook vandaag de dag nog actief deel aan het gekissebis van politieke partijen. De Litouwse priester was ook een literator: soms novellist maar vaker nog een dichter. Zijn werk is heel gevarieerd, niet altijd spiritueel maar wel altijd met een specifiek tintje, zoals heel zijn optreden in de maatschappij. De Litouwse priester, die vaak onder dwang naar het seminarie werd gejaagd en er soms vanwege een misverstand belandde, verleid door vreemde idealen, ging studeren en maakte zich uiteenlopende gaven en talenten eigen. Cultiveerde hij ze of ging hij eraan ten onder? Harmonieerden ze van binnen of beten ze elkaar? Versterkten ze zijn priesterlijke aard of verscheurden ze hem? Wat voedde tot nu toe het idealisme van de Litouwse priester en wat voor idealisme is dat? Hoe wordt het hoogste, authentieke ideaal van een priester in de Litouwse kerk gerealiseerd? Wat beweegt van tijd tot tijd een enkele begenadigde Litouwse priester ertoe om het priesterschap op te geven? Hoe komt hij tot zo’n besluit en wat is zijn lot? Ziedaar een reeks van maatschappelijke, religieuze en psychologische vraagstukken die ook passen in de bellettrie.

Reeds geruime tijd wordt de auteur van deze boeken geprikkeld door twee vraagstukken in het bijzonder: 1) de verhouding tussen priesterschap en dichterschap, 2) de verwerping van het priesterschap, oftewel het dilemma van de gewezen priester. De auteur is van mening dat deze twee vragen er slechts twee zijn van een groot aantal concrete benaderingen van het abstracte raadsel dat gewoonlijk ‘roeping’ wordt genoemd. En dit vormt de ideële grondslag van zijn boeken. Maar met het schrijven ervan wilde de auteur niets aantonen; hij wilde alleen iets laten zien, iets verklaren. Hij weet ook dat de belangrijkste personages in zijn roman niet typisch zijn, maar slechts buitengewone individuen uit afzonderlijke groepen en misschien wel uitzonderingen. De auteur stemt ermee in hen te beschouwen als symptomen van een kwaal in velerlei vormen. Maar zijn het niet juist de uitzonderingen in het leven die ons het meest hinderen? Begrijpen we de wet niet beter door de uitzonderingen, herkennen we de ziektes niet aan de symptomen?

Daarnaast hebben ook zuiver artistieke motieven de auteur ertoe aangezet om het materiaal voor zijn werk te ontlenen aan de geestelijke stand. Zoals een schilder voor zijn schilderijen modellen, interessante gezichten en landschappen zoekt die zijn creativiteit genereren, net zo kiest de novellist ervoor om die levens en mensen te portretteren die hem interessante situaties, indrukwekkende conflicten en gedurfde mogelijkheden kunnen verschaffen. Zoals het leven van een priester. Hier wordt elke beweging van het hart, elke reflex van het geweten en uiteindelijk elke handeling de maat genomen door veel strengere, uit naam van God opgelegde en door mensen gesanctioneerde wetten.

De auteur zou zich gelukkig prijzen indien zijn boeken deze motieven, al was het maar ten dele, zouden rechtvaardigen.

Nice, Kerst 1931