Haarlem, of de stad van het Sint-Lucasgilde

Haarlem is een niet al te grote Nederlandse stad, vooral bekend bij bewonderaars van de onsterfelijke Nederlandse schilderkunst. Haar naam is vereeuwigd in New York. Het is het deel van New York dat in de eerste helft van de 20e eeuw roem oogstte met de zogeheten Harlem Renaissance: jazz, choreografie en literatuur, die de mogelijkheid bood de unieke Afro-Amerikaanse cultuur opnieuw te ontdekken en te begrijpen. Dit tijdsgewricht heeft Francis Ford Coppola voortreffelijk verbeeld in zijn film The Cotton Club.

Het New Yorkse Harlem brengt de tijden in herinnering toen het 17e-eeuwse New York nog het Nederlandse Nieuw Amsterdam was, dat later teruggegeven werd aan de Britten in ruil voor Suriname. New York vereeuwigde in de namen van zijn stadsdelen het Nederlandse verleden van de stad, niet alleen met Harlem maar ook met Brooklyn. Want die laatste is niets anders dan de verengelste benaming van de Nederlandse stad Breuckelen, ter meerdere glorie waarvan het stadje in Nieuw-Nederland bij Nieuw-Amsterdam zijn naam kreeg.

Je kunt schertsend zeggen dat toen New York verscheen, het Nederlands helaas (voor mij als gezworen neerlandofiel helaas...) niet de taal van de VS en geen wereldtaal werd, maar met betrekking tot de invloed in de VS plaatsmaakte voor het Engels en, tezamen met de Nederlandse nederlagen, voor de Britten. Desalniettemin herrees in de jaren negentig van de 20e eeuw, na de Ajax’ generatie van de geniale Johan Cruijff, het Nederlandse voetbal en behaalde in 1988 de overwinning in het Europees kampioenschap – dat gebeurde vooral door de inspanningen van de Nederlandse voetballers van Surinaamse afkomst, Frank Rijkaard en Ruud Gullit, en niet te vergeten natuurlijk de niet-Surinaamse maar desondanks niet minder beroemde aanvaller Marco van Basten. En dan nog Aron Winter, Edgar Davids, Patrick Kluivert en andere uit Suriname afkomstige talenten...

Tijd om serieus te worden. De oude stad Haarlem is een prachtige plek om de schoonheid van het Kleine Europa te ervaren. En voor mij, liefhebber van de cultuur van de Hollandse Gouden Eeuw, die erg gelukkig zou zijn geweest als hij was geboren in het Nederland van de 17e eeuw en daar zijn leven had doorgebracht, is Haarlem een verplichte plek voor een cyclisch herhaalde culturele pelgrimage.

Zoals het een klassieke Europese stad betaamt valt Haarlems symbolische centrum samen met de kathedraal en het marktplein. Een stad ontstond immers gelijktijdig met ofwel een gemeenschappelijke cultusplaats, ofwel een marktplein, ofwel een vestingslot (maar een kasteel groeit lang niet altijd uit tot een stad en onderdrukt soms zelfs haar bestaan). Het is verbazingwekkend dat de Sint-Bavokerk (Grote Kerk), gebouwd tussen grofweg 1390-1520, bij het marktplein en het stadhuis staat. Dat is gewoon het perfect geconcentreerde stadshart. Tegenover de majestueuze kerk staat het standbeeld van Laurens Coster, aan wie de Nederlanders de ontdekking van de boekdrukkunst toeschrijven.

Het marktplein van Haarlem laat je alle geneugten van een Nederlandse markt ervaren. Allerlei variëteiten van de Nederlandse kaas Gouda: gerijpte kaas, jonge kaas, kaas met kruiden, komijn enzovoort. De beroemde Nederlandse wafels. Gebakken verse vis: kibbeling. En de allerverrukkelijkste Nederlandse haring, die op de markt verkocht wordt met fijngehakte uitjes. Je hoeft de haring alleen maar bij de staart te pakken, in de uitjes te dopen, goed heen en weer te halen en hem dan direct vanaf de kop af te happen. Dit genot becommentariëren voor diegenen die het niet ervaren hebben, is volstrekt zinloos, net als Frans Hals’ schilderkunst becommentariëren zonder deze gezien te hebben.

De Sint-Bavokerk en het marktplein zijn sinds de 16e eeuw vrijwel niet veranderd, wat erg gemakkelijk te verifiëren is. Het volstaat om een blik te werpen op de door Haarlemse kunstenaars, leerlingen van Frans Hals en ook zijn broer Dirck Hals (1591-1656), geschilderde stadsgezichten. De kathedraal en het marktplein zien er hetzelfde uit als driehonderd vijftig jaar geleden.