2 gedichten van Marius Burokas

Mist

ik zag mist

meren overstromen

eilanden aan de hemel hangen

dat van mij

is al overstroomd

die van mij

zijn al opgehangen

hoog

als in het schoolboek van Swift

- je begrijpt

dat alles enkel minder wordt:

bezoekjes

omhelzingen

tanden en haar

troebel wit plakt aan je ogen

de geur van je lief voor altijd kwijt

hoewel je placht te vliegen

als een vlinder naar de vlam

de drank doet je tong

beslaan

geestigheid wordt glibberig

en welbespraaktheid stokt

- toch zul je blijven tasten

met friemelende vingers

naar de ritssluiting

van vergetelheid


Grootmoeder

mijn grootmoeder

tussen het dikke pollen

van stekelbesstruiken

het nat van het gras

spat op tussen haar tenen

de namen van geliefden

trekken achter gesloten ogen

in zompige, zwarte dwaasheid

voorbij

een vaag herkende

cyperse kat

alle vertrouwde zaken

blijven in een mist van pijn

steken in abcessen

maken met scherpe hoeken

krassen op de ziel

heel haar wezen

die dikke stuifmeelkorrels

een flits van dood en zomer

alsof iemand

in de brandende zon

het raam op een kier heeft gezet

een flits

en het duister valt in

tussen de tenen bevriest

het sap van het gras

stolt

het stuifmeelvliesje

een flits

en pas

als de warmte wordt gemist

glipt stilletjes

uit de lakens

een kat